We
hebben een stormachtige week achter de rug. Geen persoonlijke stormen, maar
echte stormen. Het begint al onderweg in de auto naar de veerboot in Den
Helder. Eenmaal op de boot, uit de auto en aan dek, moeten Man en ik elkaar
vasthouden en steun zoeken bij de stoelen of aan de wand. Je zou zo overboord
slaan. Terug naar de auto kunnen we alleen als we achteruit lopen. Ook dan
houden we elkaar vast.
Op
Texel staat ook een stevige wind. Af en toe denk ik dat er een straaljager
overvliegt of dat er een auto met hoge snelheid over de weg rijdt, dat gebeurt
namelijk wel eens in onze eigen straat, maar het is gewoon de wind. De
weersvooruitzichten beloven storm en regen. We gaan op pad met de auto.
Verlaten,
somber, deprimerend, maar ook rustgevend kan het hier zijn. Dat bedenk ik als we
door weids en kaal gebied rijden met steeds dezelfde kleuren.
Grijze luchten,
het is grijs van de regen, kale akkers en weilanden met schapen. Bij het zien van al die beesten vraag ik me
hardop af waar Rianne en Jan wonen, deelnemers aan het laatste seizoen van Boer
zoekt Vrouw. Terwijl ik het zeg zie ik twee mannen op wat lijkt een suikerbietenbelt
en daar staat Jan.
Ik zie vogelverschrikkers. Sinds mijn jeugd niet meer zo’n
mooie gezien als deze met wapperend been.
Aan
zee, veilig achter glas in het strandpaviljoen, beuken de golven op het strand.
Het uitzicht aan de andere kant mooi. De vuurtoren van Cocksdorp. Ernaast huisjes met rode puntdaken.
We raken
aan de praat met een jonge vrouw. Zij woont en werkt op Texel. Op haar elfde
willen haar ouders met het gezin vanuit Breda op het eiland gaan wonen. Zij wil
niet, wil bij haar vriendjes en vriendinnetjes blijven, maar moet natuurlijk
mee. Nu woont zij al 15 jaar op het eiland, wil er niet meer weg. Haar familie is
jaren geleden weer teruggegaan naar Breda.
In een winkel
kopen we een mooie schapenvacht. Niet van een Texels schaap, maar van een
IJslands schaap…
Mooie vintage
schoolschriften neem ik ook nog mee. Als ik bij de krijtverf de bijbehorende
kwasten bekijk, krijg ik er van de eigenaresse een cadeau.
In de
boekwinkel voelen we ons niet echt welkom. Het assortiment is buitengewoon, er
is ook nog een expositie, maar de twee dames die de winkel bestieren hebben er
blijkbaar geen zin in. Zij keuren ons geen blik waardig. Een groet kan er niet
vanaf en tot overmaat van ramp wordt vlak voor mijn neus waar ik een kunstboek
van een lokale kunstenaar bekijk, de stofzuiger aangezet. Niet fijn als je in
de rolstoel zit en de stank ervan meteen je neusgaten binnendringt. We gaan,
hebben op slag geen zin meer om nog boeken te bekijken.
Bij het
vragen naar de weg, we weten niet meer precies waar we de auto hebben
geparkeerd, worden we voor Duitsers aangezien. 'Immer geradeaus…..’
Bij
terugkomst op het park is het pikkedonker. Waar is ons huisje? We krijgen de
slappe lach. Na wat bochtjes, de auto keren en weer verder, nog eens en nog
eens, zien we een bekend punt. We zijn er.
Texel
is pas het tweede Waddeneiland dat ik bezoek. Schiermonnikoog heb ik een paar
jaar geleden bezocht. Bij een volgende korte vakantie gaan we naar een ander
eiland spreken Man en ik af.
We zijn een dag eerder van
Texel weggegaan. Hebben in Bergen een overnachting geboekt. ’s Avonds eten we
in het restaurant van het hotel.
Vanwege de harde houten
stoelen pak ik ergens twee kussens en zorg er zo onbewust voor dat een echtpaar
op leeftijd een tijdje boos aan tafel zit.
‘Hoe is het mogelijk dat zij zo brutaal is om
die kussens te pakken? Het is een schande, die vrouw heeft geen fatsoen.’
‘Dan doe
jij dat toch ook. Jij zeurt toch ook over de harde stoelen.’
Haar
ogen schieten vuur, haar mond beweegt snel, maar Man hoort enkel een sissend
geluid. Dan:
‘Als jij
zo begint ga ik naar boven. Wil ik niet eens meer eten en met jou hier aan
tafel zitten.’
‘Jij
kunt niet op de kamer, ik heb immers de sleutel…..’
De
discussie gaat nog even door, maar dooft weer. Het is weer gezellig samen.
In Bergen hebben we het
graf van Lucebert bezocht, in Egmond in ‘ons’ strandpaviljoen geluncht. Daarna zijn
we naar Hoorn gegaan, op bezoek bij Anne, lieve Facebook vriendin. Een
mooiere afsluiting van ‘deze-dagen-weg’ kan ik me niet voorstellen.