vrijdag 30 januari 2015

Zomaar een vrijdag





Voordat de wekker rinkelt ben ik al wakker. Nog steeds ziek, maar ik voel me beter dan een dag of wat geleden. Naast me Man, ook al wakker, maar erg ziek zo te zien en te horen. Hij kan niet naar zijn werk. Bij thuiskomst gisteren was Man er al beroerd aan toe, dat is nu nog erger. De ziekenboeg blijft open, maar in plaats van broeder Man word ik vanaf nu zuster Vrouw. Nu is het mijn beurt voor een zieke te zorgen.

M., zij helpt ons het huis schoon te houden, zal er om 9 uur zijn. Ik sta snel op. Douchen of koffie? Eerst naar beneden voor koffie, mijn ochtend-opstart-hulpmiddel. Maak voor Man hete citroendrank, vul een kan met water, pak ook nog snel een paar tabletten tegen de hoofdpijn van de zieke en weer naar boven. Eerst douchen en aankleden, daarna pak ik mijn ontbijt wel. Nadat ik nog wat heb opgeruimd en een was in de machine heb gedaan voel ik mij al uitgeput. Heel frustrerend. Nog steeds last van griep.

Intussen is het al half 10, geen M. Kwart voor 10, nog geen M. We hebben vandaag toch afgesproken? Waar blijft zij nou?
Ik stuur haar een bericht, geen reactie. Ik bel haar op en spreek een bericht in. Na een poosje hoor ik iets van haar, ze ligt nog in bed. Anderhalf uur later dan afgesproken komt zij nog anderhalf uur poetsen. Dat is niet genoeg en het maakt mij kribbig.

De man van de stoffeerderij staat wel op de afgesproken tijd aan de deur. Hij komt het bestelde gordijn ophangen. Een niet besteld gordijn komt uit het plastic. Ook had ik aan zijn baas doorgegeven dat de rail opnieuw moet worden bevestigd. De monteur heeft echter geen gereedschap bij zich.

De postbode staat bij de brievenbus. Wat brengt zij? Een envelop van zus met daarin iets leuks én een envelop van het CJIB……Centraal Justitieel Incassobureau. Foute boel. Ik heb te hard gereden op weg naar Nicht.

Een beetje schimmige dag is het. Ik zorg voor Man, ontvang de stoffeerder, ontvang M., zet koffie, ben sociaal en als iedereen weg is stort ik in. Geen energie meer, geen zin om nog iets te doen. Ik kan mijn draai niet meer vinden. Het wachten is op Vriendin. Zij brengt mij naar de garage om de auto op te halen. Zomaar een vrijdag, zomaar een dag waarop niets lijkt te lukken of soepel te verlopen. Benieuwd wat de avond brengt.









woensdag 28 januari 2015

Evenknie

Een persoon in mijn leven met wie ik vanaf de kleuterschool tot op de dag van vandaag contact heb. We hebben vele jaren geleden elk een eigen, maar vooral ook een verschillend leven geleid. Elkaar nooit uit het oog verloren. 


Je wordt geboren. Je gaat op weg. Groeien, leren, doen, ervaren. Dat is het leven, onderweg zijn. Je groeit op van baby naar peuter naar kleuter naar tiener naar een volwassen mens.

Eerst ga je naar de kleuterschool, dan naar de basisschool en daarna naar de middelbare school. Je hebt familie. Ouders, zussen en broer. Er zijn nichten en neven, tantes en ooms. Je hebt vriendinnen en vriendjes met wie je speelt en huiswerk maakt. Dat er mensen om je heen zijn vind je heel gewoon. Je denkt nog niet bewust na over verlies. Je weet dat het er is, maar je weet niet wat het precies inhoudt, daarvoor ben je nog niet lang genoeg onderweg.

Na je schooltijd ga je werken. Je ontmoet andere mensen. Hoe leuk je met collega’s samenwerkt, hoe leuk de gesprekken ook zijn, dat geeft geen zekerheid over een blijvend contact. Het is onmogelijk met iedereen een band te hebben. Er zijn mensen die vanzelf uit je leven verdwijnen, dat is de natuurlijk schifting, daar hoef je niets voor te doen. Maar je verliest gaandeweg ook mensen door overlijden, door afstand, onmin of omdat je uit elkaar groeit.

Het hele leven door ontmoet je mensen. Soms loop je met hen een poos over hetzelfde pad, maar na verloop van tijd ga je toch weer uit elkaar. Er zullen altijd personen zijn waarmee jij je niet verwant voelt. ­­Maar er zijn ook mensen van wie je meteen weet dat zij in jouw leven passen. Dat voel je, er zijn zoveel raakvlakken. Dat zijn de mensen die jou in het leven blijven vergezellen. Het maakt niet uit of zij arm of rijk zijn, om de hoek wonen of op afstand, of je hen regelmatig ziet of niet. ­­Het zijn de mensen in wie jij jezelf herkent. Die aanvoelen en weten, die bij jou passen. De gelijke, de ‘evenknie’.




maandag 26 januari 2015

De lamp



Ik heb al eens verteld over de koektrommel, de mandjes van mijn moeder en over haar tas. Spullen uit mijn ouderlijk huis die ik heb geërfd en mij zeer dierbaar zijn. Er zijn nog meer spullen die ik heb gekregen en meegenomen. Ook een lamp.

Af en toe loop ik met een gretige blik door mijn huis. Kan er ergens nog iets gedaan worden? En dan bedoel ik niet poetsen, de was uitzoeken of opruimen. Integendeel, in die gretigheid wil ik iets totaal anders doen. Ik wil dingen verplaatsen of omruilen met spullen die op zolder worden bewaard. Wil het nóg gezelliger maken dan het al is. Dat het hier in huis gezellig is, staat buiten kijf. Een mix van strak, kunst, gebruikte en nieuwe spullen is met zorg en liefde uitgekozen door Man en mij. Maar als ik weer zo een bui heb ga ik naar zolder en bekijk welke accessoires daar zijn opgeborgen. ­­Tijdens die speurtocht door het huis zie ik de lamp.

  
Ik ben drie jaar oud en wij verhuizen van een oud huis aan de rivier de Roer naar een nieuw huis. De weg naar het nieuwe huis is een zandpad met aan weerszijden een verhoging, begroeid met gras. Aan een kant een boomgaard, aan de andere kant een veld met koren.
Ik loop over dat zandpad achter een fietskar. Daarin hoog opgestapeld allerlei huisraad. Bovenop een pop, armpjes omhoog­­­. Van de verhuizing kan ik mij verder niets herinneren. Hoe lang die heeft geduurd, hoe het allemaal in zijn werk ging, niets. Ook niet hoe wij daar als gezin de eerste nacht hebben doorgebracht.

Van veel later herinner ik mij de lamp en daarbij het hoopvolle gevoel die later in mijn eigen huis te hebben. Als mijn ouders in 1984 naar een kleinere woning verhuizen, mag ik de lamp meenemen. Hij heeft 29 jaar op de overloop aan het plafond gehangen.

Een jaar later gaan andere Man en ik verhuizen. De lamp wordt in de slaapkamer opgehangen. 13 Jaar heeft hij in dat huis gehangen en nadat ik samen met familie en vrienden een nieuwe plek bewoonbaar heb gemaakt, wordt de lamp weer opgehangen. Weer in de slaapkamer. Precies 16 jaar heeft de lamp in dat huis aan het plafond gehangen. Dan verhuis ik met Man naar dit huis. Er is niet over gepraat, de lamp hangt vanzelfsprekend weer in de slaapkamer. Ik ben er zeer aan gehecht, net als aan de koektrommel, de mandjes van mijn moeder en haar tas.