Tot mijn schrik zie ik hoe laat het inmiddels is. Heb een afspraak in het ziekenhuis, ik moet me haasten, mij er toe zetten om te gaan. Heb zelfs gebeld of ik de afspraak kan verzetten. Dat is mezelf in het ootje nemen, dat weet ik wel, moet dan toch een andere dag gaan en ook dan zie ik er tegenop. Maar ik kan ook later komen wordt mij verteld. Ik besluit te gaan en bijtijds te zijn. Dat ik moet haasten is eigen schuld. Te lang op bed gelegen en daarna die vermaledijde papieren gezocht. Snel douchen, aankleden en eten. Ik vlieg de keuken in en struikel over Sam die mij wil begroeten. Verwensingen rollen over mijn lippen waarop Sam door het luik naar buiten verdwijnt, beledigd. Tot overmaat van ramp valt het pak met crackers op de grond. Er zit niets anders op dan stofzuigen. Nou is de keuken een kleine ruimte, maar nu de vloer bezaaid is met kruimels en ik nogal gehaast ben, lijkt het een balzaal.
In het ziekenhuis moet ik
op de tweede etage zijn. Van begane grond naar één gaat zonder problemen, maar
dan zie ik de trap naar de tweede etage niet. Hoe ik ook speur en weer eens naar
de ene, dan weer naar de andere kant loop, geen trap in het vizier. Op mijn vraag
hoe op de tweede verdieping te komen wijst een verpleegkundige naar een plek
naast mij. Ik sta naast de trap. Met een rood hoofd loop ik snel een etage
hoger. In de wachtkamer is het druk. Ik zoek een plek waarvan ik denk dat het
er een beetje rustig is en ik kan lezen, maar daar komt niets van. Buurman, een
eindje verderop rechts van mij, praat aan een stuk door tegen zijn Buurman. Hij
praat zo hard, zo enthousiast, maar ook zo belangstellend en vriendelijk dat
niemand hem vraagt of het wat zachter kan. Als het ‘slachtoffer’ van de man
door een verpleegkundige wordt opgehaald zijn de andere wachtenden ineens wel
heel druk met boek, krant of magazine. Buurman links van mij en ik kijken
elkaar aan en krijgen de slappe lach, dat is dus blijkbaar niet alleen aan vrouwen
voorbehouden. Dan verschijnt, naar al snel blijkt, zijn vrouw. Opnieuw
luidruchtig praten, samen wisselen ze hun ervaringen van het doktersbezoek uit.
Het wordt al snel duidelijk dat ze allebei een afspraak hadden. Nog in de
wachtkamer vraagt de man aan zijn vrouw: ‘waarom zijn wij niet samen naar
binnen gegaan?’ waarop zij haar schouders ophaalt en ineens heel druk in haar
tas rommelt. Het is duidelijk dat zij geen raad weet met zijn vraag. Na wat
vijven en zessen hebben ze dan eindelijk de jassen aan. De tas van haar wordt
nog eens door hem én door haarzelf gecontroleerd, zit alles er nog in? Iedereen
wordt persoonlijk gedag gezegd, dan gaan zij weg. Stilte.
Ik ben al snel aan de
beurt. Ontmoet een vriendelijke dokter die tijd voor mij neemt en mij mijn verhaal
laat vertellen. De diagnose van de andere arts was en is discutabel. Ik word
bevestigd waar ik al tijden ‘bang’ voor ben, een nare bijwerking van medicatie
met nare gevolgen. Nu dat duidelijk is wil ik geen nieuwe afspraak, de medicijnen
gebruik ik immers sinds kort niet meer, maar Dokter haalt me over, hij heeft
goede argumenten. Tot nu toe is dit niet mijn beste dag, maar na het gesprek
met de arts keert deze dag ten goede, ik weet het zeker!
Wat een dag, zeg ! Een lichtpuntje is dat er nu zekerheid is over wat vermoed werd. Daarmee kunnen de artsen weer aan de slag. Vervelend dat je die nare gevolgen dan op de koop toe hebt moeten nemen. Het kan alleen maar beter worden, nu ! Graag gelezen, Ellie. Je schrijft goed. Het leest lekker :-)
BeantwoordenVerwijderenDankjewel Mieke, voor alles: de pep en de complimentjes! Lieve groetjes :-)
BeantwoordenVerwijderenKnap hoe je inspiratie put uit een dag die zich zwaar over je heen laat vallen, zo'n dag die als lood boven je hoofd hangt en dan zo luchtig door jou verwoord wordt dat ik het in één adem heb uitgelezen.
BeantwoordenVerwijderenIk hoop op betere tijden voor je. Liefs!
Dankjewel voor deze mooie complimentjes Anne! Hier word ik heel blij van :-)
BeantwoordenVerwijderenWarme liefs!